Plan: | Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1449-ont1 |
behorende bij het bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat
Woningcorporatie De Goede Woning wil sociale woningbouw realiseren ten noorden van de Laan van Osseveld, op de hoek met de Deventerstraat. De planlocatie betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie AF nummers 481, 2115 2670, 2669, 2988 en 2990. Het plan bestaat uit de realisatie van een woongebouw bestaande uit 8 woonlagen met 63 appartementen voor de sociale huur.
Op de planlocatie is op dit moment geen bebouwing aanwezig. Het geldende bestemmingsplan staat de realisatie van een woongebouw niet toe. Het nu voorliggende bestemmingsplan moet deze ontwikkeling mogelijk gaan maken.
Een deel van de planlocatie is in eigendom van De Goede Woning, een deel is in eigendom van de gemeente Apeldoorn. Voor de realisatie van dit plan zal overdracht van gronden plaatsvinden.
De planlocatie is gelegen in het noord-oosten van Apeldoorn, in de wijk Osseveld-Oost. Het gaat om de percelen ten noorden van de Laan van Osseveld, op de hoek met de Deventerstraat. Aan de noord-oostzijde grenst een deel van de planlocatie aan de Vosweide.
Ligging planlocatie in Apeldoorn
Planlocatie
Luchtfoto planlocatie
Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan "Osseveld-Woudhuis", vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 2008, onherroepelijk geworden op 17 december 2009.
Bestemming Verblijfsgebied
Het gehele plangebied heeft in het bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis de bestemming 'Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is verblijfsgebied toegestaan, waartoe in ieder geval (ontsluitings) wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend, markten en standplaatsen voor ambulante handel, nutsvoorzieningen en evenementen, met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen. In de bouwvoorschriften is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog
mogen zijn, speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog, overkappingen maximaal 3 meter hoog, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 2,5 meter hoog. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overkapping'.
De huidige bestemming staat de realisatie van een woongebouw niet toe. Deze bestemming moet daarom worden aangepast. De ontwikkeling wordt door middel van dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat vervangt gedeeltelijk bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis.
Uitsnede bestemmingsplankaart Osseveld-Woudhuis.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met de aanleiding voor de planherziening. In hoofdstuk 2 worden de geldende beleidskaders beschreven die van toepassing zijn. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven en in hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan aan de hand van diverse planologische en milieuhygiënische aspecten. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de inspraak- en overlegreacties.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:
Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes: 1) Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, 2) Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en 3) Afwentelen wordt voorkomen. Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plan zorgt ervoor dat woningen worden gerealiseerd die passen binnen de ambities van de NOVI. Hierbij is rekening gehouden met de duurzaamheidsdoelstellingen, de fysieke leefomgeving en de milieutechnische aspecten. Daarmee sluit dit plan aan bij de uitgangspunten van de NOVI. Voor een verdere toelichting daarop wordt verwezen naar hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van de Nationale omgevingsvisie. Het gaat onder meer om nationale belangen als rijksvaarwegen, defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Het Barro geeft een aantal regels mee waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Radarverstoringsgebied radarstation Nieuw-Milligen
Op grond van artikel 2.6.9 van het Barro is het niet toegestaan om binnen het radarverstoringsgebied voor een militair radarstation bestemmingen in een bestemmingsplan op te nemen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de radar. In Nieuw-Milligen, ten westen van Apeldoorn, is een militair radarstation aanwezig. De planlocatie is echter buiten het radarverstoringsgebied van deze radar gelegen. Dit bestemmingsplan voldoet dan ook aan het betreffende artikel uit het Barro.
Ligging radarverstoringsgebied (groen) ten opzichte van de planlocatie (oranje pijl)
Obstakelbeheergebied vliegbasis Deelen
Op grond van artikel 2.6.4 van het Barro dient er binnen het obstakelbeheergebied van een militair luchtvaartterrein te worden voldaan aan de daar maximaal toelaatbare hoogte van objecten. Ten zuiden van Apeldoorn is het militair luchtvaartterrein 'vliegbasis Deelen' gelegen. De planlocatie is echter gelegen buiten het obstakelbeheergebied van dit luchtvaartterrein. Er gelden voor de planlocatie dan ook geen geen hoogtebeperkingen vanwege de nabijheid van het militair luchtvaartterrein.
Kaart militair luchtvaartterrein - vliegbasis Deelen
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Afbeelding 1: Gelderse Omgevingsvisie
Ambitie energietransitie:
Gestreefd wordt naar een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten.
Ambitie klimaatadaptatie:
Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
Ambitie circulaire economie:
Gestreefd wordt naar een voortvarend en innovatief circulair beleid, waarbij de ambitie van de provincie is om de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.
Ambitie biodiversiteit:
Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit met als ambitie dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuurinclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
Ambitie bereikbaarheid: Gestreefd wordt naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Ambities vanuit dit streven zijn dat in 2050 de groei van de mobiliteit op een slimme manier is opgevangen en dat mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal verplaatsen. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal. In 2030 is het busvervoer in Gelderland zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.
Ambitie economisch vestigingsklimaat:
Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie wil haar concurrerende positie in het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen verder versterken. Om onderscheidend te blijven wordt in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten gehaald. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is koploper in Nederland.
Ambitie woon- en leefklimaat:
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut metvoldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plan sluit aan bij de ambitie van een duurzaam en divers woon- en leefklimaat. Met de onderhavige ontwikkeling wordt voorzien in de grote behoefte aan sociale woningbouw. De woningen worden aardgasloos uitgevoerd, er komen de nodige zonnepanelen op de daken, in de daken en gevels worden nestvoorzieningen opgenomen voor vleermuizen, mussen en gierzwaluwen, het regenwater wordt ter plaatse geinfiltreerd en het openbare gebied wordt voor meer dan 40% met groen ingericht. Daarom kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening bevat de regel dat nieuwe woningbouwontwikkelingen alleen zijn toegestaan wanneer deze passen in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde regionale woonagenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van die regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De onderhavige woningbouwontwikkeling past binnen de afspraken van de vastgestelde regionale woonagenda, zie paragraaf 2.3.1 Woonagenda Cleantech Regio 2018.
De Omgevingsverordening is verder slechts in beperkte mate relevant voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. De bepalingen uit de Omgevingsverordening die gelden ter plaatse van de planlocatie hebben betrekking op intrekgebieden voor drinkwater en een tijdelijk verbod voor nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw in bestemmingsplannen. Duidelijk mag zijn dat dit bestemmingsplan niet ziet op ontwikkelingen met betrekking tot glastuinbouw. Het plangebied ligt in een gebied dat in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangewezen als intrekgebied. Een intrekgebied is een beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn. Hieraan is in de Omgevingsverordening de instructieregel gekoppeld dat een bestemmingsplan binnen een intrekgebied de winning van fossiele energie niet mogelijk maakt (artikel 2.38). Met dit bestemmingsplan wordt de winning van fossiele energie niet mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voldaan uit de instructieregel uit de Omgevingsverordening. Het bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
De 'Woonagenda Cleantech Regio 2018' van de Regio Stedendriehoek (vastgesteld door GS op 11 december 2018) is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op wonen en zorg.
De Regio zet in op het behouden en versterken van de woonkwaliteit door toevoeging van de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat, mede door de hoge instroom, de druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
In december 2020 zijn in een addendum op de Woonagenda tussen de Cleantech Regio en provincie Gelderland nadere afspraken toegevoegd. Afgesproken is dat in de regio meer woningen mogen worden gebouwd dan in 2018 is afgesproken. Voor Apeldoorn betekent dit dat in de periode 2020-2030 7.950 woningen mogen worden gebouwd.
In het addendum zijn over drie nieuwe thema's aanvullende afspraken gemaakt: de positionering van de regio in de landelijke verstedelijkingsopgave, betaalbaar wonen en de huisvesting van arbeidsmigranten.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Dit plan maakt de bouw van sociale huurwoningen mogelijk. Daarmee sluit het plan aan op de ambitie om op korte termijn meer sociale woningbouw te realiseren binnen de bestaande contouren van de stad. De ontwikkeling sluit aan op de regionale inzet op betaalbaar wonen en draagt daarnaast bij aan de kwantitatieve opgave.
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Omgevingsvisie 'Woest en aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbiij ingetrokken.
Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.
De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:
1. 'Stad maken' (het toevoegen van nieuwe woon- en werkmilieus in en aan de stad);
2. 'Vitale dorpen en buitengebied' (ruimte voor wonen en economische vernieuwing waaronder recreatie, grootschalige energieopwekking en transitie van de landbouw);
3. 'Fysiek fundament uitbouwen' (versterking van landschap en natuurwaarden, het groenblauwe casco en belevingswaarden zoals erfgoed) en
4. 'Sociaal fundament versterken' (gemengde woongebieden met gedifferentieerde en betaalbare woningbouw, aantrekkelijke buitenruimte en nabijheid van voorzieningen in wijken en dorpen).
Onderstaand een nadere toelichting op de beoogde invulling van de vier centrale hoofdopgaven.
Ambities 1 en 2: Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied
Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Dit is als volgt opgebouwd:
Wonen
Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in. Daarbij ligt de focus op sterk verdichten in de bestaande stad, met name in de Binnenstad, de Spoorzone en Kanaalzone Centrum. Buitenstedelijk wordt voorzien in één grote uitbreidingslocatie aan zuidzijde (ten zuiden van de A1).
Uitgegaan wordt van de realisatie van 12.500 woningen, waarvan 8.500 nieuw toe te voegen programma in verschillende financieringscategorieën en woonmilieus (stedelijk, gemengd met werken, rand van de stad, dorpen). Voor de binnenstad wordt voorzien in een transformatie naar Stadspark waarbij veel winkelvastgoed wordt aangewend voor nieuwe woonfuncties. Verdere transformaties naar wonen zijn voorzien in de Kanaalzone Vlijtseweg (Zwitsal en omgeving), Kayersdijk-noord, Sleutelbloemstraat-oost (onderzoek), Jean Monnetpark en Christiaan Geutsweg (onderzoek) en Brouwersmolen 9onderzoek).
Omgevingskwaliteit
Ingezet wordt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit, met name in de zogenaamde dynamische gebieden, maar ook langs zichtlocaties en infrastructuur.
Mobiliteit
De extra vraag naar mobiliteit in combinatie met de ruimtelijke ambities maakt een goede sturing noodzakelijk. Hiertoe wordt onder meer ingezet op de realisatie van nieuwe transferia aan de toegangswegen van de stad in parkeerhubs aan de centrumrand. De binnenstad wordt autoluw, en veiliger voor langzaam verkeer. Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde van het spoor wordt onderzocht, in combinatie met een stedelijke hub. Dit biedt mogelijk ruimte voor andere ambities van de binnenstad (vergroening, woningbouw). Er wordt voorzien in maatregelen ter verbetering van de doorstroming van verkeer, zowel wat betreft de snelwegen als ook de stadsring en aantakkingen. Er wordt ingezet op een sterk fietsnetwerk en goede wandelroutes.
Economie en recreatie
Er is voorzien in een uitbreiding van 77 hectare aan bedrijventerrein, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de aangetoonde behoefte hieraan. De nieuwe bedrijfslocaties bevinden zich ten noorden en oosten van de stad. Aanvullend wordt onderzocht om enkele bedrijfslocaties in de binnenstad de komende 20 jaar te transformeren naar woon-werklocaties ten behoeve van goede binnenstedelijke woningbouwlocaties, eventueel met een gemengd karakter. De bedrijven die daar vertrekken hebben ergens anders ruimte nodig. De uitplaatsingsruimte bedraagt circa 30 hectare en komt boven op de 77 ha uitbreiding waar de behoefte van aangetoond is en wat de gemeente als doel heeft gesteld. De te onderzoeken transformatie betreft de locaties Sleutelbloemstraat en Vlijtseweg, beide gelegen aan het kanaal in noord. In zuid gaat het om de locaties Jean Monnetpark, de Christiaan Geurtsweg en de Brouwersmolen, eerste fase. Een stip op de horizon is de mogelijkheid van een nieuwe voorhalte van het spoor bij Brouwersmolen, onderdeel van een sprinterlijn vanuit Amersfoort, om vooral de Veluwe met openbaar vervoer te ontsluiten. Op wijkniveau wordt ingezet op de transformatie van gedeeltes van het winkelvastgoed naar wijkservicecentra, woon- en werkmilieus gericht op maatschappelijke functies. Verder wordt in Uddel ingezet op het toevoegen van nieuwe bedrijfslocaties voor nieuwe economische functies
De agrarische sector staat voor grote opgaves. Voorzien wordt in de transformatie van de intensieve veehouderijsector met name in Uddel naar duurzame vormen van bedrijvigheid en de geleidelijke transformatie van de overige agrarische sector naar natuur inclusieve landbouw.
Voor het versterken van recreatie wordt het programma Vitale vakantieparken ingezet. Ook wordt bijgedragen aan de Veluweagenda, waaronder de Recreatiezonering Veluwe en wordt ingezet op het versterken van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk.
Energie en circulariteit
Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Uitgegaan wordt van clustering. De concentratie voor zon en wind is voorzien op een drietal zoeklocaties. Allereerst een concentratie van windturbines bij het knooppunt A1 en A50 (ten oosten van de A50), in combinatie met een nieuw aan te leggen park voor zonne-energie. Gedeeltelijk wordt hiermee aangesloten op bestaande initiatieven. Hierdoor ontstaat een concentratie en koppeling tussen zon en wind. De tweede cluster van windturbines is gesitueerd op de Veluwe, eveneens aan de A1, maar meer westelijk gelegen. Voor de zonnevelden is sprake van drie zoeklocaties, waarvan twee alleen voor zon en een gecombineerd met wind. Aan de noordzijde van de stad, bij Beemte Broekland ten oosten van de A50, en ten zuiden van Vaassen zijn zoeklocaties voor zonnevelden voorzien.
Verder wordt bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.
Hiernaast geldt nog dat hergebruik wordt gestimuleerd om de omvang van restafval per persoon/per jaar te verminderen.
Ambities 3 en 4: Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament
De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt - met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. Zo is het uitbouwen van het fysiek fundament de derde hoofdopgave geworden. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.
Dit is als volgt opgebouwd:
Natuur en landschap
De groene mal/ het groen-blauwe casco (groen en water) worden verder versterkt. Groen en uitloopgebieden worden vergroot. Er is voorzien in de aanleg van nieuwe (natte) natuur in combinatie met waterberging rond de beekdalen. Er wordt minimaal 175 hectare aan bos toegevoegd. Rond de beekdalen wordt nieuwe (natte) natuur aangelegd in combinatie met waterberging rond de beekdalen.
Natuurinclusief bouwen wordt bevorderd en bij bestaande bouw wordt ingezet op vergroening. Het centrum van Apeldoorn wordt verder vergroend en omgevormd naar stadspark. Ingezet wordt op de bevordering van de biodiversiteit.
Klimaatadaptatie
Voorziene maatregelen gericht op klimaatadaptatie zijn het vasthouden van oppervlaktewater in retentieplassen, als waterreservoir in tijden van droogte en als eerste stap naar een circulair watersysteem, vernatting op de Veluwe ten behoeve van infiltratie van drinkwater en het zo veel mogelijk afkoppelen verhard oppervlak in stedelijk gebied.
In bestaande situaties wordt vergroenen bevorderd en in nieuwe situaties is er de doelstelling van natuurinclusief bouwen. Verdere vergroening van de binnenstad zal bijdragen aan het voorkomen van hittestress.
Milieu en gezondheid
Bij het maken van plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aspecten milieu en veiligheid. Geluidbeleid op maat zal hieraan gaan bijdragen.
Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren van verblijven in de buitenlucht door voldoende aanbod van groen in nabije leefomgeving en het uitdagen tot meer bewegen, onder meer in een aantrekkelijke buitenruimte.
Inclusiviteit
Op diverse vlakken wordt ingezet op het bevorderen van een inclusieve samenleving. Er zal sprake zijn van variatie in woonmilieus zowel in de verdichtingsopgaven als in de nieuwe uitleg, in verschillende prijsklassen. Ook wordt sporten voor iedereen gestimuleerd, mede door een uitnodigende buitenruimte, en ingezet wordt op het herstructureren/verduurzamen van schoolgebouwen. Op wijkniveau wordt gedacht aan de ontwikkeling van woonzorgzones (gecombineerd met de transformatie van winkelvastgoed).
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de verschillende ambities hun uitwerking krijgen in de gemeente Apeldoorn:
Uitvoering Omgevingsvisie
Gebiedsprofielen
De hoofdopgaven zijn voor een zestal focusgebieden nader beschouwd. Dit betreft de gebieden Binnenstad, Kanaalzone Centrum, Spoorzone centrum, Stadsrand Zuid, Stadsrand noord en Uddel. Aangegeven wordt wat de gewenste ontwikkelrichting is voor deze gebieden en welke vaste waarden hier gelden bij de beoordeling van beoogde ontwikkelingen. De gebiedsprofielen bieden daarmee een verdiepte basis voor de verdere uitwerkingen uitvoering van de Omgevingsvisie.
Afwegingsmatrix
Er is veel nodig om te komen tot planvorming die invulling gaat geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie, ook buiten de gebiedsprofielen. Om bij initiatieven duidelijk richting te kunnen geven, is in de Omgevingsvisie een afwegingsmatrix opgenomen. Daarin zijn de globale contouren weergegeven waarbinnen wordt beoordeeld of initiatieven bij de ambities passen. De afwegingsmatrix wordt verder uitgewerkt zodat deze meetbaar en concreet kan worden toegepast.
Onderzoeken
Om te komen tot uitvoering van de ambities uit de Omgevingsvisie is uiteraard nog veel nadere uitwerking noodzakelijk. Ook zal er op verschillende gebieden nog nader onderzoek worden verricht. Ten behoeve van de Omgevingsvisie is een Omgevingseffectrapportage (inclusief een aanvulling daarop) opgesteld. Onder meer de daarin genoemde onderdelen zullen als leidraad dienen voor de te verrichten onderzoeken ten behoeve van de verdere uitwerking van de Omgevingsvisie.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Met deze ontwikkeling voor voornamelijk bijgedragen aan de ambities 1, 3 en 4. Door de realisatie van het woongebouw op de planlocatie wordt voorzien in woningbouw in het stedelijk gebied. En dan specifiek sociale huurwoningen, waar een groot tekort aan is. Bij de realisatie wordt rekening gehouden met klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen en zal aandacht worden besteed aan de realisatie van groen van goede kwaliteit. Het woongebouw wordt minimaal BENG (Bijna energie neutraal gebouw) uitgevoerd. Deze ontwikkeling past hiermee binnen de ambities van de gemeente zoals deze in de Omgevingsvisie zijn verwoord.
De gemeenteraad heeft op 18 april 2019 de 'Woonagenda 2018-2021, Iedereen een thuis', vastgesteld. De Woonagenda dient meerdere doelen:
De Woonagenda beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.
Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:
De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:
Afbeelding 3: Woonagenda Apeldoorn
In december 2020 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn ingestemd om de Woonagenda te verlengen voor de periode 2022-2023 door middel van een addendum.
Het addendum houdt vast aan drie speerpunten uit de Woonagenda en vult het actieprogramma aan op een drietal punten:
Burgemeester en wethouders hebben op 5 februari 2019 de beleidsregel 'Afwegingskader woningbouw 2018 - 2027' vastgesteld. De gemeente wil dat de juiste woningen op de juiste plek worden gebouwd. Het Afwegingskader Woningbouw geeft de prioritering voor woningbouw aan. Doel daarvan is het bevorderen van kansrijke initiatieven en versnellen van de bouw van woningen. De kaders die in de Structuurvisie, de Woonagenda en de Regionale Woonagenda zijn vastgesteld vormen de basis voor het Afwegingskader Woningbouw. Door het prioriteren en richting geven aan de woningbouw kan de gemeente adaptief en flexibel inspelen op de woningbehoefte. Het Afwegingskader Woningbouw geeft ook duidelijkheid en richting aan initiatiefnemers over hoe de gemeente de programmatische ruimte voor initiatieven in wil vullen. Het Afwegingskader geldt niet voor initiatieven voor de bouw van 1 of 2 woningen, daarvoor vindt alleen een toets op ruimtelijke aspecten plaats.
Eind 2021 hebben burgemeester en wethouders de Prestatieafspraken 2022 en 2023 vastgesteld. Hiermee zijn afspraken gemaakt tussen de Apeldoornse samenwerkende woningcorporaties (VSW), huurdersbelangenverenigingen en gemeente Apeldoorn.
Partijen willen met de afspraken werk maken van de volgende ambities:
1. Een forse uitbreiding van de Apeldoornse woningvoorraad:
Binnen deze ambitie zijn afspraken gemaakt om de slaagkansen van woningzoekenden in de sociale huursector te verhogen, onder meer door het verhogen van de woningbouwproductie.
2. Vitale wijken met een grote verscheidenheid aan huizen
Partijen zetten in op vitale buurten en dorpen, door te werken aan gezamenlijke maatschappelijke thema's en programma's.
3. Energiezuinige huizen voorbereid op een aardgasvrije toekomst
Partijen trekken samen op in de energietransitie. Afspraken zijn gemaakt over het sneller verduurzamen van de woningvoorraad, door de aanpak van bestaande woningen en de toevoeging van duurzame nieuwe voorraad.
Onderhavig plan haakt aan op het eerste en derde speerpunt van de Woonagenda. Het plan zorgt voor voldoende woningen voor iedereen, met in het bijzonder aandacht voor voldoende beschikbare en betaalbare woningen voor huishoudens met een laag inkomen (de primaire doelgroep) en de grote opgave om alle woningen te verduurzamen. Het zorgt ook voor de bouw van voldoende nieuwbouwwoningen om de trek naar de stad op te kunnen vangen. Beide punten worden behartigd in dit plan waardoor het aansluit op het beleid.
De ontwikkeling draagt bij aan het verhogen van de slagingskansen in de sociale huursector, waarover in het addendum op de Woonagenda en in de prestatieafspraken 2022-2023 afspraken zijn gemaakt. Daarnaast haakt het plan ook aan bij de duurzaamheidsambitie uit de prestatieafspraken.
Het woongebouw valt onder categorie 1 van het Afwegingskader Woningbouw 2018-2027: woningen in de sociale huursector. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd voor één- en tweepersoonshuishoudens. Daarmee wordt voorzien in een programma wat meerwaarde heeft voor Apeldoorn en van groot belang is om de doelstelling te halen van 500 extra sociale huurwoningen voor 31-12-2023.
Het plan valt in deelgebied 'woonwijken'. Woningbouw in deze wijken moet een meerwaarde opleveren en de leefbaarheid in de wijken vergroten waarbij aandacht besteed moet worden aan levensloopbestendigheid en een goede toegankelijkheid van de woningen.
Het gemeentelijk groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding 2: Kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.
De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:
Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.
In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt. Daarnaast geeft deze verordening de spelregels voor verevening bij functieverandering, waarbij in het buitengebied woningen mogen worden gebouwd in ruil voor de sloop van stallen. Ten aanzien van ontwikkelingen in het stedelijk gebied is deze verordening van toepassing als een ontwikkeling plaatsvindt op gronden die behoren tot de Groene Mal. In dat geval geldt er een groencompensatie verplichting.
In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.
In 2016 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota 'Hereiking uitgiftebeleid openbaar groen' vastgesteld. De belangrijkste ambities op het gebied van de ruimtelijke leefomgeving daarbij zijn het vergroten van woongenot door uitgifte van openbaar groen mogelijk te maken en het behouden van de groenstructuur. Tevens wordt oneigenlijk gebruik van gemeentegrond aangepakt.
Aan de verkoop van dit zogenaamde snippergroen is een aantal voorwaarden verbonden. Groen dat onderdeel is van de hoofd- en wijkgroenstructuur wordt niet uitgegeven. Daarbuiten geldt een 'verkoop, tenzij'-principe. Bij verkoop mag bijvoorbeeld de veiligheid en bereikbaarheid van het omliggende gebied niet in gevaar komen en dienen de nieuwe grenzen logisch en goed te beheren te zijn. Grond waarop in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland komt ook niet in aanmerking voor uitgifte.
Bouw- en gebruiksmogelijkheden van een perceel zijn afhankelijk van de bestemming. De bestemming van de betreffende grond wordt bij de uitgifte niet gewijzigd. In principe wordt de bestemming van de grond gewijzigd bij de eerstvolgende reguliere herziening van het bestemmingsplan. Indien een wijziging van de bestemming op korte termijn gewenst is, kan de bewoner daartoe een verzoek bij de gemeente indienen.
Als er op de uit te geven strook grond een bijzondere boom staat, dan wordt in de koopovereenkomst een onderhoudsverplichting voor die boom opgenomen. Verandering van eigenaarschap leidt niet tot een wijziging in het bestemmingsplan en de APV aangaande de bijzondere boom.
De bomenlanen langs de Laan van Osseveld en de Deventerstraat maken onderdeel uit van de Groene Mal. Het plangebied zelf valt hier echter buiten en behoort ook niet tot de wijkgroenstructuur. Er geldt dus ook geen compensatieplicht vanuit de Verordening Groene Balans. Gezien de groene opgaven voor de stad is de insteek bij de realisatie van het plan om zoveel mogelijk groen te behouden en waar mogelijk groen aan het plangebied toe te voegen. Zie ook paragraaf 4.1 Bebouwing en groenstructuur. Meer dan 40% van het plangebied wordt groen ingericht. Dit groen is daarnaast van voldoende natuurlijke kwaliteit. Een aantal bomen kan niet behouden worden, maar in het plangebied zullen in totaal 30 nieuwe bomen worden geplant.
Voor deze ontwikkeling wordt grond overgedragen tussen de gemeente en de woningcorporatie. Het betreft hier echter geen snippergroen. De beleidsnota herijking snippergroen is hier dan ook niet op van toepassing.
uitsnede groenstructuurkaart
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veilig verplaatsen en er is sprake van een bereikbare , leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdrukte goed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluwe weet men de weg naar de binnenstad te vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstroming op de hoofdwegen en met name op de Ring is essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinen en werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteit en waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fiets kan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schone leefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.
Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.
Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.
De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.
Het onderhavige plan voorziet in een passende aansluiting op het bestaande wegennet en in voldoende parkeerplaatsen. Voor een nadere toelichting daarop wordt verwezen naar de betreffende paragrafen in hoofdstuk 4. Het plan is hiermee in overeenstemming met het verkeersbeleid en het parkeerbeleid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
1. Vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
2. Schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Nationaal Waterplan 2016-2021
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. De deltabeslissingen zoals verankerd in het vorige nationale waterplan (2009-2015) zijn opgenomen in dit NWP2 voor de komende periode.
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat centraal in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'. Met behulp van de volgende ambities wordt er richting gegeven aan energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat:
Ten aanzien van het aspect klimaatadaptatie, wat een belangrijk dwarsverband kent met het omgaan met water in ruimtelijke plannen zegt de omgevingsvisie het volgende:
“Overtollig water moet zonder problemen kunnen worden opgevangen, wegstromen en in de bodem kunnen zakken en verdroging van land- en tuinbouwgebieden en bossen moet worden tegengaan. Wij werken hier vooral aan vanuit onze betrokkenheid bij waterveiligheid, waterkwaliteit, bodem en natuur en houden daarbij rekening met de variatie van de Gelderse streken. In tijden van overvloed vangen we water op en houden het voor langere tijd vast in onze beken. En: we zorgen voor voldoende schoon en gezond grond- en oppervlaktewater voor onze Gelderse natuur en land- en tuinbouw. En: voldoende schoon en gezond drinkwater voor mens en dier.”
Verder is, onder andere, vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
In september 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Het Gemeentelijk Water- en Rioleringsplan 2022-2026 (WRP) is in 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. In het WRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het WRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het WRP is het herstel van het natuurlijk bodem- en watersysteem, inspelen op de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners wordt gevraagd zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten bestemmingsplan
In paragraaf 5.3 Waterhuishouding is de voorgeschreven watertoets opgenomen. Daarin is omschreven hoe bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan rekening is gehouden met de waterhuishouding en de daarvoor geldende uitgangspunten.
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch, cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige erfgoedwaarden. Via het onderzoek wordt kennis vergaard en vastgelegd over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur, en op basis hiervan volgen aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.6.2, respectievelijk 5.7.1.3.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Bij de ontwikkeling van de planlocatie zal zo veel mogelijk rekening gehouden moeten worden met de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden op en nabij de planlocatie. Welke dit zijn en hoe hier mee omgegaan is, is beschreven in de paragrafen 5.6 Archeologie en 5.7 Cultuurhistorie.
In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door hoogbouw' vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 m in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximum.
Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De planlocatie ligt buiten de Grote Lijn. Dit betekent dat voor dit initiatief maatwerk en inpassing in de bestaande structuur aan de orde is. Daarnaast is een Hoogbouw Effect Rapportage (Her) uitgevoerd. In paragraaf 5.1 wordt hier verder op in gegaan.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. Deze nota is verlengd tot het moment dat het omgevingsplan voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn vigerend is. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Omgevingskwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De gemeente Apeldoorn wil dat overal in de gemeente er een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. Sommige gebieden vindt de gemeente extra belangrijk. In deze prominente gebieden streeft de gemeente naar een nog hogere omgevingskwaliteit. Er zijn daarbij drie soorten gebieden te onderscheiden:
De exacte locaties van de prioritaire gebieden staan op de website van de gemeente Apeldoorn, bij het onderwerp welstand.
De gemeente Apeldoorn werkt voor welstandstoetsing vanuit een piramide:
Afbeelding 4: piramide welstand
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Zoals hiervoor is aangegeven wil de Gemeente Apeldoorn dat er een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. En sommige gebieden zijn hierbij extra belangrijk. In deze zogenaamde prominente gebieden streeft gemeente Apeldoorn naar een nog hogere omgevingskwaliteit. De planlocatie ligt in zo'n prominent gebied voor wat betreft ‘Identiteit’ en ‘Zichtbaarheid’. Deze ligging in de stad maakt dat een ontwikkeling in dit gebied aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen. Daarom is er voor de ontwikkeling van het woongebouw op deze locatie een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld genaamd 'beeldkwaliteitsplan Woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld'. Het doel van het BKP is dat een locatiespecifiek en passend ontwerp gemaakt wordt, wat duurzaam is en bijdraagt aan de principes van Apeldoorn Buitenstad. De in het BKP opgenomen randvoorwaarden en handreikingen vormen de basis voor een ontwerp van het woongebouw, het perceel en de directe omgeving. Dit boekwerk vormt tevens het toetsingskader voor de Gemeente Apeldoorn en de Commissie Omgevingskwaliteit (Cie O) voor de beoordeling van een bouwplan. Na realisatie zal dit nieuwe kader onderdeel worden van de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn'.
De procedure tot vaststelling van het BKP loopt gelijk op met die van dit bestemmingsplan. Het concept-beeldkwaliteitsplan 'Woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld' is voor advies voorgelegd aan de Commissie Omgevingskwaliteit en positief beoordeeld.
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft woningbouw. In de regels van het bestemmingsplan is daarom, in overeenstemming met de beleidsnotitie, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen, mocht het plan niet binnen 3 jaar tot ontwikkeling zijn gebracht.
De Deventerstraat is van oorsprong een landweg die Apeldoorn verbond met Deventer. De straat kenmerkt zich als een lintstructuur met van oudsher bebouwing met een individuele uitstraling en expressie. De kleinschalige bebouwing, in hoofdzaak bestaand uit vrijstaande huizen en tweekappers, dateert uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
De wijken Osseveld en Woudhuis, gelegen ten zuiden van de Deventerstraat, zijn gebouwd op het Apeldoornse Veld, tot in de negentiende eeuw een nat heidegebied waar vee werd geweid, plaggen werden gestoken en turf werd gewonnen. Beetje bij beetje werd het gebied ontgonnen. Deels als bos voor houtproductie en deels als akker- en grasland. Straatnamen als de Veenhuizerweg en het vele water in Osseveld-Oost verwijzen naar die lage ligging en het vochtige land.
In lijn met de stedenbouwkundige opvattingen van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is Osseveld Oost net als Woudhuis vanaf de tekentafel ontworpen vanuit een thematisch bedacht concept. Voor Osseveld Oost luidde dat thema: ‘De zeven tuinen van oost’.
themagebieden Osseveld-Oost
In elke buurt is dat thema op een eigen manier uitgewerkt vanuit associaties als de romantische tuin, het fort, de bron of de stille tuin. Net als Woudhuis is Osseveld-Oost een ontwerp van het Rotterdamse bureau Kuiper Compagnons, die in die jaren furore maakte met thematische stedenbouw. Omdat het bureau ook de openbare ruimte heeft ontworpen, ervaar je in Osseveld Oost het meest hoe stedenbouw, architectuur en openbare ruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Centraal in Osseveld Oost ligt de Veenhuizerweg met kleine boerderijen en oudere burgerwoningen. Deze oude ontginningsas is opgenomen in de compositie van de wijk en nog herkenbaar als historisch lint met een afwisselend bebouwingsbeeld, dat sterk afwijkt van de uniforme bebouwing in de rest van de wijk. Deze weg kruist de Laan van Osseveld en loopt door tot in Osseveld-West.
De Laan van Osseveld is halverwege de tachtiger jaren aangelegd. Dit ontbrekende stuk van de ring was van belang voor het 'interwijkverkeer' en moest verlichting geven op de verkeersdruk op de Deventerstraat en de Zutphensestraat en het overbelaste kruispunt De Tol.
De planlocatie hoek Laan van Osseveld - Deventerstaat is gelegen in de wijk Osseveld-Oost Naast het themagebied 'het Kruidenveld'. De locatie was tot nu toe nog niet ontwikkeld. Wel is deze locatie al lange tijd in beeld voor de realisatie van een markant gebouw. Getuige ook de tekst uit het in 2008 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis:
Het plangebied is gelegen tussen de Vosweide, de Deventerstraat en de Laan van Osseveld. Tussen de Vosweide en de Deventerstraat is nog een ander perceel gelegen (Deventerstraat 386 - 390). dit is gelegen aan de noordoostzijde van het plangebied. Hier bevindt zich een woning en een bedrijfsruimte. Ook aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan zij- en achtertuinen van woningen (Vosweide 8a t/m 18). Aan de west- en noordkant van het plangebied. bevinden zich twee drukke verkeerswegen, namelijk de Laan van Osseveld (westkant) en de Deventerstraat (noordkant).
De planlocatie is onbebouwd en er is geen verharding aanwezig. De invulling van de planlocatie bestaat voornamelijk uit gras en langs de randen struikgewas en bomen. Aan de rand van het perceel, aan de zijde van de Laan van Osseveld, ligt een grondlichaam. Het perceel wordt, ondanks dat dit particulier eigendom is, door de buurt gebruikt als speelveldje en als hondenuitlaatplek. Aan de zijde van de Vosweide is het perceel afgerasterd met een hekwerk. Het perceel achter de woningen aan de Vosweide is nu in gebruik als paardenweitje. De planlocatie grenst aan de hoofdgroenstructuren langs de Deventerstraat en de Laan van Osseveld. Tussen de planlocatie en deze bomenlanen is nog een fiets- en voetpad gelegen.
luchtfoto planlocatie
Aanzicht vanaf de Vosweide
Aanzicht vanaf de Deventerstraat (zomer)
Aanzicht vanaf de Deventerstraat (winter)
Aanzicht vanaf het kruispunt Deventerstraat. De planlocatie is gelegen achter de grondwal.
Aanzicht vanaf het kruispunt Deventerstraat (winter). De planlocatie is gelegen achter de grondwal.
Aanzicht vanaf de Laan van Osseveld. In verband met de verbreding van de Laan van Osseveld zal hier het beeld nog gaan veranderen.
De planlocatie is op dit moment niet ontsloten voor verkeer. De planlocatie grenst aan de westzijde aan de Laan van Osseveld. In 2020 is het bestemmingsplan Laan van Osseveld vastgesteld dat de verdubbeling van de Laan van Osseveld mogelijk maakt naar 2 x 2 rijbanen. Ook maakt voornoemd bestemmingsplan het mogelijk om een tunnel onder het spoor aan te leggen, zodat de Laan van Osseveld de spoorweg ter hoogte van winkelcentrum het Fort niet meer gelijkvloers kruist. Deze spoorwegovergang is op circa 500 meter ten zuiden van de planlocatie gelegen. Er is inmiddels gestart met de werkzaamheden voor de ondertunneling. Bij de ontwikkeling op de planlocatie op de hoek Laan van Osseveld - Deventerstraat zal rekening gehouden moeten worden met de voorgenomen verbreding van de Laan van Osseveld en daarbij ook met de daarvoor benodigde plaatsing van een geluidscherm.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologisch beschermd (moeten) worden.
Dit hoofdstuk geeft de nieuwe ruimtelijke opzet van het plangebied weer.
De voorgestane ontwikkeling betreft de realisatie van een woongebouw bestaande uit 63 appartementen voor de sociale huur. Deze appartementen worden verdeeld over 8 woonlagen en komen boven op een begane grond met daarin de gemeenschappelijke hoofdentree en de bergingen. De locatie is zeer prominent gelegen aan een radiaal (Deventerstraat) en de Ring (Laan van Osseveld). Ruimtelijk gezien vraagt die om een beeldbepalend, markant gebouw. Dit verklaart de keuze voor een hoger accent. Gestapelde woningbouw met een relatief kleine footprint laat veel ruimte voor een groene invulling van het terrein en voldoende ruimte om het parkeren te regelen. Met name de randen aan de Deventerstraat en de Laan van Osseveld hebben een dusdanige maat dat hier een mooie landschappelijke overgang kan worden gemaakt tussen straat en gebouw. De nog te realiseren geluidmuur langs de Laan van Osseveld schermt het achterliggende terrein af waardoor er hier een besloten 'tuin' ontstaat. Dit sluit aan bij de 'Zeven tuinen van Oost'; het ontwerpthema dat ten grondslag lag aan het stedenbouwkundige plan van Kuiper-Compagnons voor Osseveld-Oost.
Om te voorkomen dat hoogbouw heel 'hard' aan de hoofdstructuur van de stad komt te staan wordt het uitgangspunt gehanteerd dat een hoog gebouw aan de Deventerstraat in de 'tweede lijn' wordt geplaatst ten opzichte van de veel kleinschaliger grondgebonden woningen. Tussen de straat en het gebouw ontstaat zo ruimte voor een brede begroeide groene zoom. De begane grond van het woongebouw, met daarin onder andere bergingen, wordt aan het oog onttrokken door een grastalud van circa 2 meter hoogte. Ook aan de Laan van Osseveld wordt het gebouw op de tweede lijn geplaatst, achter de groenzone die de ring hier begeleidt. Tussen de straat en het gebouw komt hier een brede begroeide groene zoom met een geluidwerende voorziening. Deze geluidwerende voorziening maakt overigens geen onderdeel uit van het woningbouwplan, maar zal gerealiseerd worden in het kader van de aanpassing van de Laan van Osseveld. Deze voorziening zal nog nader worden ontworpen.
De planlocatie wordt via de Vosweide ontsloten. Het gebouw ligt vanaf de Vosweide gezien ver terug. De ruimte tussen de straat en het gebouw zal voornamelijk als groen verblijfsgebied worden ingericht, zodat een aantrekkelijk entreegebied ontstaat. Direct grenzend aan het nieuwe gebouw wordt een entreeplein gerealiseerd.
Ten zuiden van het gebouw komt een parkeerterrein. De verharding van het parkeerterrein wordt onderbroken door een bomenrij met bodembedekkende heesters tussen de parkeerplekken en hogere heesters met bomen langs de zuid- en westzijde van het terrein.
Bij de entree van het terrein worden ondergrondse vuilcontainers geplaatst, op (nu) eigen terrein achter een haag, maar voor de vuilniswagen wel bereikbaar vanaf de Vosweide.
Het perceel grenst op meerdere plekken aan particuliere percelen. Hier zal een hoge, groene erfafscheiding worden gemaakt zodat het (parkeer)terrein aan het zicht van de bewoners van de bestaande woningen wordt onttrokken en vice versa.
De beplanting in het plangebied draagt zoveel mogelijk bij aan de biodiversiteit van de plek. Het bestaat uit bloemrijk grasland, hoge en lage heesters en diverse soorten bomen. Bomen die verwijderd worden om deze ontwikkeling mogelijk te maken worden gecompenseerd door de aanplant van ruim 30 nieuwe bomen.
Impressie van het woongebouw gezien vanaf de Laan van Zevenhuizen
Grove schets inrichting openbare ruimte
Het plangebied is gelegen aan de Vosweide en wordt ook via de Vosweide ontsloten. Een rechtsreekse aansluiting met de nabij gelegen hoofdwegen Laan van Osseveld en Deventerstraat is niet gewenst vanwege de ligging nabij het drukke kruispunt en de parallel aan deze wegen gelegen fietspaden. De Vosweide takt via de Veenhuizerweg aan op de Laan van Osseveld. Door de realisatie van het woongebouw zal er meer verkeer over de Vosweide gaan. Om na te gaan of de Vosweide deze extra verkeersbewegingen aankan, is in opdracht van De Goede Woning door het onderzoeksbureau Goudappel een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, Notitie 'Verkeersonderzoek woningbouw Vosweide - Apeldoorn' d.d. 28 januari 2021, met kenmerk 008800.20210128.N1.02, is opgenomen in Bijlage 1 Verkeersonderzoek van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.
De breedte van de weg is de meest beperkende factor. Op basis van de kenmerken van de weg wordt een maximale intensiteit van 1.000 motorvoertuigen per etmaal mogelijk geacht. Op dit moment is de geschatte intensiteit op de Vosweide 650 motorvoertuigen per werkdag. Als gevolg van de woningbouw stijgt de intensiteit naar circa 900 motorvoertuigen per werkdag. Ondanks de relatieve smalle weginrichting, is de Vosweide toereikend om dit verkeer te verwerken.
Ook op het kruispunt Vosweide – Veenhuizerweg zullen geen afwikkelingsproblemen ontstaan.
Aandachtspunt zijn tijdens de ochtendspits wel de mogelijke blokkades door terugslaand
verkeer vanaf de rotonde bij de Laan van Osseveld. Dit is een bestaande situatie die door de
nieuwe ontwikkeling vaker voor zal komen. Een wit kruis op het wegdek kan deze overlast
beperken als dit helpt om de verkeerssituatie te verduidelijken en het gedrag van de
weggebruiker positief te beïnvloeden. Als op termijn de rotonde wordt vervangen voor een
verkeersregelinstallatie (VRI) wordt de verkeersafwikkeling beter. Het voordeel van een VRI is
dat de verkeersafwikkeling gereguleerd is en dat binnen een acceptabele wachttijd de wachtrij
op de Veenhuizerweg en dus ook de Vosweide oplost. Er is dan geen sprake meer van een
blokkade omdat verkeer binnen een acceptabele wachttijd kan oprijden.
De conclusie uit het verkeersonderzoek is dus dat de Vosweide geschikt is om de extra verkeersbewegingen op te vangen.
Verder wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de bereikbaarheid van het appartementengebouw goed is, zowel met de auto, fiets, lopend als het openbaar vervoer. Als aandachtspunt wordt nog genoemd de directe ontsluiting voor fietsers en voetgangers van het kavel naar de Deventerstraat. Dit kan via de bestaande Vosweide, maar wellicht is een meer directere route over het eigen terrein richting het kruispunt Deventerstraat mogelijk. Bij het ontwerp van de openbare ruimte wordt nog gekeken of een opening in het geluidsscherm aan de zijde van de Laan van Osseveld een wenselijke mogelijkheid is. De uitvoering van het geluidscherm is onderdeel van het project van de verdubbeling van de Laan van Osseveld. Daar zal later een besluit over genomen worden. Onderhavig bestemmingsplan staat deze mogelijkheid in ieder geval niet in de weg.
De geplande verdubbeling van de Laan van Osseveld (2 x 2 rijbanen) en bijbehorende herinrichting van de naastgelegen groenstrook valt verder buiten het plangebied. Bij de berekeningen van de geluidbelasting van het verkeer op het woongebouw is wel rekening gehouden met deze verdubbeling.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is er op gericht dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van parkeernormen. Deze zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregels parkeren (2019). In het plangebied worden 63 appartementen mogelijk gemaakt, waarbij de parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gerealiseerd. In totaal zijn er 39 appartementen kleiner dan 75m² BVO (parkeernorm 1,0 pp/woning) en 24 appartementen groter dan 75m² BVO (parkeernorm 1,5 pp/woning). De parkeerbehoefte voor het gehele plan bedraagt hiermee (39 x 1,0) + (24 x 1,5) = 75 parkeerplaatsen. De parkeervoorzieningen worden binnen het plangebied gerealiseerd, ten zuiden van het woongebouw. Hier is voldoende ruimte voor bewoners en hun bezoekers om te parkeren. Daarnaast wordt er de mogelijkheid geboden om bij een aantal parkeerplaaatsen laadpalen voor elektrische auto's te plaatsen.
Verder worden er fietsenklemmen voor enkele fietsen op het plein naast het gebouw geplaatst. Deze klemmen kunnen gebruikt worden door bezoekers en korte fietsparkeermomenten van bewoners. Ze zijn niet overdekt. In de bergingen in het woongebouw is ruimte voor permanente stalling van fietsen van bewoners.
Duurzaam bouwen
Bij de realisatie van het woongebouw bestaande uit 63 appartementen wordt conform het energiebeleid van de gemeente ingezet op duurzaam bouwen. Het nieuwe woongebouw zal voldoen aan de BENG-norm conform het Bouwbesluit en zal voor wat betreft de buitenschil 'NoM-ready' worden uitgevoerd. De appartementen in het woongebouw krijgen geen gasaansluiting en worden verwarmd door middel van warmtepompen. De buitenunits daarvan worden op het dak geplaatst. De appartementen worden voorzien van extra isolatie. Op de daken van het woongebouw is ruimte beschikbaar voor (extra) zonnepanelen.
Hiermee is het woongebouw 'Nom-ready', dus klaar om in de toekomst omgezet te worden naar Nul-op-de-Meter (NoM). Op dit moment is er nog geen budget bij de woningstichting om het woongebouw gelijk NoM te maken, wat de ambitie is van de gemeente Apeldoorn voor nieuwe woningen. Omdat het hier sociale woningbouw betreft, is het ook lastig om extra investeringen door te berekenen aan de huurders, wat bij een particuliere ontwikkeling wel mogelijk is.
Natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen
Er wordt voldaan aan de groene doelen wat betreft natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen. Meer dan 40% van het oppervlak van het terrein wordt groen ingericht. Dit groen is daarnaast ook van voldoende natuurlijke kwaliteit. Dit geldt ook voor het aantal te realiseren bomen. Met dit plan worden meer dan 30 bomen toegevoegd. Wat betreft de bouwkundige onderdelen worden de standaardmaatregelen uit en conform het op te stellen werkprotocol Soortenmanagementplan (SMP) toegepast waarbij in de betreffende gevels kasten voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen worden ingebouwd.
Verder is rekening gehouden met het opvangen en vasthouden van regenwater op de planlocatie. Zie hierover ook paragraaf 5.3 Waterhuishouding.
Omdat het woongebouw hoger wordt dan 25 meter, is een Hoogbouweffectrapportage (Her) opgesteld. Dit op grond van de in paragraaf 2.4.7 genoemde Beleidsnota hoogbouw. Deze 'Her woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld', (MTB Adviseurs, d.d. 6-12-2021, geactualiseerd op 31 maart 2022), is opgenomen in bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. In deze Her is de ontwikkeling getoetst aan de hoogbouwnota en is ingegaan op de volgende onderwerpen:
Beleid
In dit deel van de Her worden de locatie- en gebouwaspecten naast de hoogbouwnota en de randvoorwaarden uit het opgestelde Beeldkwaliteitsplan gelegd. Het bouwplan van het woongebouw voldoet hier aan.
Bezonning
Het uitgangspunt voor hoogbouw is dat omliggende woningen, bedrijven of openbare gebouwen, niet onevenredig veel overlast mogen ervaren door langdurige slagschaduw. In de Her is een bezonningsstudie opgenomen. Hieruit komt naar voren dat op de te onderzoeken tijdstippen en zonnestanden:
Hierbij moet worden opgemerkt dat het huidige opgaande groen op de planlocatie ook voor schaduwwerking zorgt in de omgeving. Dit is niet onderzocht in deze studie, maar mogelijk verandert er met de komst van het woongebouw daardoor maar weinig voor de omgeving voor wat betreft schaduwwerking.
Op basis van de bezonningstudie wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van langdurige slagschaduw als gevolg van het het nieuwe woongebouw. Omliggende woningen, bedrijven of openbare gebouwen, zullen dan ook niet onevenredig veel overlast ervaren door de schaduwwerking van het nieuwe woongebouw.
Windhinder
Rondom hoge gebouwen bestaat het risico op het ontstaan van windhinder. Voor de realisatie van het nieuwe woongebouw is daarom een windklimaatonderzoek gedaan. Deze is opgenomen in de bijlage bij de Her. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.
Voor de beoordeling van het lokale windklimaat op windhinder wordt gewerkt met een uurgemiddelde drempelsnelheid VDR,H van 5 [m/s]. Bij deze windsnelheid gaan mechanische effecten bij de ervaring van het windklimaat een rol spelen. Zoals het verwaaien van het haar en kleding en het openslaan van paraplu’s. De kans dat de lokale windsnelheid VLOK hoger is dan de drempelsnelheid wordt de overschrijdingskans tot windhinder p(VLOK> VDR,H) genoemd. Deze overschrijdingskans is maatgevend voor de beoordeling van het lokale windklimaat.
Tabel: Eisen voor de beoordeling van het lokale windklimaat voor windhinder [NEN 8100:2006]
Aan de hand van bovenstaande tabel wordt een beoordeling gegeven van de te verwachten mate van windhinder. Afhankelijk van de activiteit wordt een lokaal windklimaat gekwalificeerd met ‘goed’, ‘matig’ of ‘slecht’. Bij een goed lokaal windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig lokaal windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. Volgens de NEN 8100:2006 wordt ernaar gestreefd om, binnen de verschillende activiteitenniveaus, een goed, eventueel nog matig windklimaat te realiseren.
In onderstaande figuur is de kwaliteitsklasse van het lokale windklimaat in de nieuwbouwsituatie op de hoek Laan van Osseveld - Deventerstraat visueel weergegeven op een horizontale doorsnede op 1,75 meter hoogte. De nieuwbouw is in lichtblauw en de stedenbouwkundige omgeving in bruin/oranje weergegeven. De berekende kwaliteitsklasse is met behulp van de legenda op ieder punt in de nabijheid van de nieuwbouw af te lezen.
Figuur Kwaliteitsklasse windklimaat op 1,75m hoogte in de nieuwbouw situatie.
Uit de figuur blijkt dat het lokale windklimaat rondom de nieuwbouw grotendeels beoordeeld wordt met kwaliteitsklasse A/B. Op ieder van de hoekpunten van de nieuwbouw wordt een (klein) gebied beoordeeld met kwaliteitsklasse C. Deze gebieden worden in de zuid- en westhoek veroorzaakt door de veelvoorkomende zuidwestenwind. In de noord- en oosthoek worden deze veroorzaakt door de relatief lage terreinruwheid in het noordoosten van de nieuwbouw.
Nergens in de omgeving van de nieuwbouw is er sprake van een kwaliteitsklasse D of lager. Daarmee valt er voor de activiteit ‘Doorlopen’ en ‘Slenteren’ overal, een volgens NEN 8100:2006 nagestreefd, goed of matig windklimaat te verwachten. Aanzet tot de activiteit ‘Langdurig zitten’ wordt in de gebieden met kwaliteitsklasse C afgeraden. Daarom wordt geadviseerd om bij de inrichting van de buitenruimte rondom het woongebouw rekening te houden met het ter plaatse heersende windklimaat. Dit door bijvoorbeeld eventuele bankjes buiten de gebieden met kwaliteitsklasse C te plaatsen. Ook kan er voor gekozen worden om het toegangspad / paden buiten deze gebieden te laten lopen. Kijkend naar de locaties waar sprake is van klasse C betreffen dat overigens met name de hoekpunten, plaatsen waar niet is voorzien in langdurig zitten.
Uit het windonderzoek komt naar voren dat met name op de planlocatie een hogere kwaliteitsklasse dan A geldt. De realisatie van het woongebouw zorgt dan ook niet voor onaanvaardbare windhinder bij naastgelegen percelen.
Verder blijkt uit het windonderzoek dat er geen kans is op windgevaar.
Ruimtelijke inpassing en sociale veiligheid
In dit deel van de Her wordt ingegaan op de ruimtelijke inpassing en sociale veiligheid. Deze aspecten voldoen aan de randvoorwaarden die in het Beeldkwaliteitsplan zijn verwoord.
Privacy en uitzicht
Met afstanden van 23 en 40 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde bebouwing is privacy over en weer voldoende gegarandeerd.
Effecten op grote afstand
De fotomontages laten een robuust gebouw zien dat vanuit de omtrek zichtbaar is zonder dat deze dissoneert in de omgeving. De terugliggende positie van het gebouw ten opzichte van het kruispunt plus het omliggende groen zorgt daarbij voor een 'verzachting' van het beeld.
Conclusie Her
Op basis van de Hoogbouweffectrapportage kan geconcludeerd worden dat het nieuwe woongebouw passend is in zijn omgeving en geen (grote) nadelige effecten heeft op de omliggende (woon)omgeving.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek. Ook als de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en er geen risico's voor het toekomstige gebruik te verwachten zijn is de geschiktheid voldoende aangetoond. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning mogelijk ook een actueel onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Omdat dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt moet de kwaliteit van de bodem inzichtelijk zijn. Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek uitgevoerd. Het gaat om de volgende bodemonderzoeken:
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat in de bodem verontreiniging aanwezig is. Voordat de toekomstige functie kan worden gerealiseerd, dient de bodem te worden gesaneerd. In de exploitatiekosten moet rekening worden gehouden met saneringskosten. De verwachte saneringskosten zullen niet dermate hoog zijn, dat de uitvoerbaarheid van het plan in gevaar komt. Er wordt inmiddels een saneringsplan opgesteld.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Als bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer:
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Beoordeling milieuzonering
Het plangebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied vanwege de ligging nabij meerdere drukke wegen. Aangezien het in het plangebied alleen gaat om een woonfunctie, is geen sprake van een gebied met functiemenging.
In de directe nabijheid van het plangebied (50 à 100 meter rond het plangebied) bevinden zich de volgende bedrijven en instellingen / relevante bestemmingen:
De toekomstige milieugevoelige functie (het woongebouw) ligt buiten de richtafstanden van de (toegestane) milieubelastende functies zoals opgenomen in de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. Ten aanzien van de activiteit van de schietvereniging op de Laan van Zevenhuizen 399 geldt dat het aspect geluid maatgevend is. Op basis van het eerder, in het kader van de milieuvergunning / milieumelding van de schietvereniging, aangeleverde akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat ter hoogte van het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de geldende geluidnormen voor een gemengd gebied. Daarnaast ligt er al op kortere afstand van de schietvereniging een woning ter plaatse waarvan de schietvereniging moet voldoen aan deze normen. De schietvereniging wordt door het nieuwe woongebouw op de planlocatie dan ook niet beperkt in haar gebruiksmogelijkheden.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Daarom wordt de invloed van de relevante verkeerswegen op de nieuwe geluidgevoelige bebouwing in het plangebied nader beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai bij nieuwe woningen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Als maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Geluid vanuit het plangebied naar de omgeving
De bestemmingsplanwijziging kan betekenen dat er geluidbronnen worden toegevoegd die van invloed kunnen zijn op de bestaande (woon)omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet er worden gekeken naar de geluidsinvloed van:
Beoordeling geluid
Wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de Laan van Osseveld en de Deventerstraat. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. Het plangebied ligt binnen deze geluidzone en daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege deze wegen. In bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING is dit akoestisch onderzoek 'Geluidbelasting wegverkeer op appartementen Deventerstraat te Apeldoorn' d.d. 19 april 2022, met kenmerk 20-227, opgesteld door Adviesburo van der Boom BV, opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder wordt overschreden maar dat wel wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting.
Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk en/of stuiten op verkeerskundige, stedenbouwkundige en financiële bezwaren. Het plan is daarom alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. De grond waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, is opvullen van een open ruimte tussen bestaande bebouwing. De hogere (cumulatieve) geluidsbelasting betekent dat extra maatregelen aan de gevels van het gebouw nodig zijn. De cumulatieve geluidsbelasting is echter niet dusdanig hoog dat deze extra maatregelen niet uitvoerbaar zijn. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe geluidgevoelige bestemming. De procedure voor het vaststellen van de hogere grenswaarde loopt gelijk op met de procedure van het bestemingsplan. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde ligt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage.
Geluid vanuit het plangebied naar de omgeving
Voor de verwarming- en koeling van het toekomstige woongebouw wordt hoogstwaarschijnlijk gebruik gemaakt van warmtepompen die op het dak van het gebouw zullen worden gepositioneerd. Deze installaties kunnen geluid veroorzaken bij omliggende woningen en bij de nieuwe appartementen. In het Bouwbesluit zijn daarom geluidseisen opgenomen waar een individuele installatie aan moet voldoen. Aangezien het om een appartementengebouw gaat, is het niet ondenkbaar dat er meerdere installaties worden geplaatst en gebruikt. Om na te gaan of er met het gebruik van meerdere installaties cumulatief gezien niet onnodige geluidhinder ontstaat, is onderzoek gedaan naar de cumulatieve geluidseffecten. Dit onderzoek 'Geluidbelasting tgv parkeren en installaties appartementen Deventerstraat te Apeldoorn' d.d. 14 april 2022, met kenmerk 20-227, opgesteld door Adviesburo van der Boom BV, is opgenomen in bijlage 7 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. In dit onderzoek is ook het geluidseffect van het nieuwe parkeerterrein en het rijden van en naar dit parkeerterrein over de Vosweide ten behoeve van de toekomstige bewoners in beeld gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat er geen onaanvaardbare geluidniveaus als gevolg van de installaties, het parkeren op het parkeerterrein en het rijden over de Vosweide zullen optreden.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Beoordeling luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de realisatie van nieuwe woningen in de vorm van een appartementengebouw met 63 appartementen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
In december 2011 is de Nota Milieuveiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze nota is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
In de nota is ook vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet bij de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.
Beoordeling EV
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied waarbinnen een kwetsbaar object kan worden gerealiseerd in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.
Bevi
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg en door buisleidingen
Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied (355 m) van de provinciale weg N344 (Deventerstraat). Provinciale wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N344 is dermate beperkt dat er geen significante EV risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn. Verder ligt de planlocatie buiten de 200 m zone en buiten het invloedsgebied van de spoorlijn en zijn er ook geen transportleidingen aanwezig die een belemmering kunnen vormen.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 en 28 mei 2013 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT). De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is.
Gemeenten en provincies hebben een onderzoeksplicht om te bezien waar het betreffende magneetveld ligt. Het RIVM heeft daarvoor een netkaart opgesteld waarbij indicatieve magneetveldzones zichtbaar zijn. Gemeenten zijn dus niet gebonden aan een norm. Wel zijn zij verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening en aanspreekbaar op het door hen toepassen van het voorzorgsprincipe. Er wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten 11.2 Stedelijke ontwikkeling, maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Daarom is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld op basis van de 'Aanmeldnotitie vormvrije M.E.R.-beoordeling woongebouw i.o.v. De Goede Woning hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld', d.d. 31 maart 2022, opgesteld door MTB Adviseurs en SOM Projecten, opgenomen in bijlage 8 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage9 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebleken dat kan worden uitgesloten dat het realiseren van dit plan belangrijke nadelige milieugevolgen heeft en daarom is het opstellen van een MER niet noodzakelijk.
Het plangebied Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,75 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone die de provincie Gelderland in de Omgevingsvisie heeft vastgelegd. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen NAP+ 7,0 m en NAP+ 6,4 m ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Door infiltratie van het regenwater heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij een maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In het plangebied Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat is sprake van een ontwikkeling met meer dan 1.500 m2 extra verhard oppervlak. Er wordt 36 mm berging/infiltratie binnen het plangebied gerealiseerd. De overige 24 mm waterbuffering zal plaatsvinden binnen de stoepbanden van het parkeren en er is een noodafvoer naar een hemelwaterafvoerleiding langs de Deventerstraat welke in beheer is bij de gemeente.
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast.
Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:
Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:
Als compenserende maatregelen nodig zijn, moeten deze onderdeel uitmaken van het plan.
Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Houtopstanden
Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabije Natura 2000-gebied (Veluwe) ligt op ruim 3 kilometer afstand en is daarvan afgescheiden door bestaand stedelijk gebied. Voor de aanleg- en gebruiksfase is een AERIUS berekening uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het rapport 'onderzoek stikstofdepositie Deventerstraat ong. te Apeldoorn' d.d.10 februari 2022, kenmerk 13664.004 D2, opgesteld door Econsultancy. Dit rapport is opgenomen in bijlage 10 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit de AERIUS berekening blijkt dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen significant negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Veluwe worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Er is tevens een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het bijbehorende rapport 'Quickscan Wet natuurbescherming Deventerstraat ong.(naast nr 380/385) te Apeldoorn', d.d. 16 oktober 2020, met kenmerk 13664.003, opgesteld door Econsultancy is opgenomen in bijlage 11 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied geen beschermde soorten voorkomen die daar hun vaste habitat hebben of er foerageren. Om verstoring en het doden van diersoorten te voorkomen zijn in het plan de volgende voorwaarden opgenomen:
Gebiedsbescherming via de Wet natuurbescherming dan wel de bescherming via natuurnetwerk Nederland is niet van toepassing. Ook is geen bestemmingswijziging van bos aan de orde, zodat boscompensatie niet nodig is.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een woningbouwontwikkeling mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied. Voor de realisatie van woningen ligt, op basis van jurisprudentie, de drempel waarbij wordt gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling op 12 woningen. Gezien de omvang van de ontwikkeling, de realisatie van 63 woningen, is daarom in dit geval sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
In hoofdstuk twee van deze toelichting is in verschillende paragrafen ingegaan op de behoefte aan de hier voorgenomen sociale woningbouw. Op basis van onder andere paragraaf 2.4.2.2 Afwegingskader Woningbouw 2018-2027 kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan bijdraagt aan de ontwikkelingskoers van gemeente Apeldoorn. Het plan sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan op de vraag in de stad, de grote behoefte aan sociale huurwoningen. Daarnaast is de planlocatie gelegen in stedelijk gebied. Deze ontwikkeling voldoet dan ook aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland hebben provinciale staten het provinciale beleid omtrent archeologie vastgelegd: De provincie streeft er naar archeologie expliciet te betrekken bij de integrale afweging bij planontwikkeling. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet voldaan worden aan de basiskwaliteitseisen van de bodem, waaronder archeologie. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige archeologische waarden. De archeologische beleidskaart, die in 2015 is vastgesteld, vormt hierbij een belangrijk instrument.
De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied én van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de Monumentenverordening.
Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 3: Terrein met archeologische waarden
Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting
In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.
Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting
In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn valt het plangebied binnen “Categorie 5”, een zone met een lage verwachting. In een dergelijk gebied hebben ingrepen in de ondergrond met een oppervlakte van meer dan 2500 m² en een diepte van meer dan 35 cm -mv een archeologische onderzoeksplicht. De geplande bodemingrepen overschrijden de vrijstellingsgrenzen. Daarom is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd.
In de rapportage 'Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Deventerstraat, naast nr. 386/390 te Apeldoorn' d.d. 12 november 2021 met rapportnummer 13664.002 versienummer 2, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in bijlage 12 van de BIJLAGEN
BIJ DE TOELICHTING, zijn de resultaten van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen weergeven.
Op grond van de resultaten van het bureau- en booronderzoek blijkt de bodem ter plaatse grotendeels verstoord te zijn en worden geen archeologische vindplaatsen meer verwacht. Daarom is door Econsultancy geadviseerd het plangebied vrij te geven. In het op basis hiervan door het bevoegd gezag opgestelde selectiebesluit, opgenomen in bijlage 13 van de BIJLAGEN
BIJ DE TOELICHTING, is dit advies onderschreven en is daarmee vastgesteld dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is voor verlening van de omgevingsvergunning. Ook is het niet nodig om een archeologische dubbelbestemming of gebiedsaanduiding op te nemen in het bestemmingsplan.
Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Uitsnede archeologische beleidskaart
Op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een monument dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aanwijzen als rijksmonument.
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving moet worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In 2020 is de Nationale omgevingsvisie, de Novi, vastgesteld. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland stelt de provincie over cultuur en erfgoed het volgende: De Gelderse steden kenmerken zich door een sterk historisch karakter, door een hoge ruimtelijke kwaliteit, een goed ontwikkelde culturele infrastructuur en huisvesten enkele topinstellingen. Al deze kwaliteiten dragen in belangrijke mate bij aan een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat. Om deze redenen investeert de provincie in de verdere ontwikkeling van erfgoed en cultuur, kennisontwikkeling, cultureel ondernemerschap en innovatie. In alle regio's stimuleert de provincie samen met gemeenten kunst en cultuur die bijdragen aan een sterk vestigingsklimaat, regionale identiteit en vrijetijdseconomie.
De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! Is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch onderzoek te worden gedaan. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige erfgoedwaarden. Via het onderzoek wordt kennis vergaard en vastgelegd over landschap, geomorfologie, stedenbouw en architectuur, en op basis hiervan volgen aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Bij de nota hoort een cultuurhistorische beleidskaart. Op die kaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol dienen te spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
Gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden, krijgen in het bestemmingsplan een beschermende regeling.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
De attentiewaarde van het plangebied is op basis van de cultuurhistorische beleidskaart laag. Dit betekent dat voor deze ontwikkeling geldt dat een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht is. Verder wordt aanbevolen om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
De Deventerstraat is als oude uitvalsweg een structuur met een hoge cultuurhistorische waarde. De kleinschalige bebouwing hierlangs, met vrijstaande huizen en tweekappers uit de eerste helft van de 20ste eeuw, heeft eveneens erfgoedwaarde. Ook de dichtbijgelegen straten Vosweide en Dennenkamp hebben met aanliggende oudere Apeldoornse huisjes erfgoedwaarde als historische structuren op buurtniveau.
Er is op dit moment in het plangebied geen bebouwing aanwezig. Het plangebied kent geen monumenten, beeldbepalende of karakteristieke panden. Er zijn geen grote cultuurhistorische waarden in het geding.
Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
Met woningbouwcorporatie De Goede Woning is een anterieure overeenkomst over grondexploiatie als bedoeld in artikel 6.24, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. De gronden zijn grotendeels in eigendom van De Goede Woning en gedeeltelijk van de gemeente Apeldoorn. De uitvoering komt voor rekening en risico van De Goede Woning. In deze anterieure overeenkomst worden de gemeentelijke kosten verhaald, zijn afspraken gemaakt over de overdracht van de gemeentelijke gronden en is bepaald dat De Goede Woning de eventuele kosten van tegemoetkoming in planschade aan de gemeente zal vergoeden. Hierdoor is het kostenverhaal van de grondexploitatie verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, taluds, nuts- en speelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter. Een geluidwerende voorziening mag 3,5 meter hoog zijn en overige bouwwerken 2,5 meter.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen, parkeervoorzieningen en niet-structurende groenvoorzieningen. Hieronder valt ook een fietsenstalling voor bezoekers, zolang deze niet overdekt is.
Wonen
Op de plek van het nieuwe woongebouw is de bestemming Wonen opgenomen. Onder het wonen, dat op grond van deze bestemming is toegestaan, valt ook zelfstandig wonen met ambulante begeleiding. Voor het woongebouw is op de plankaart een bouwvlak opgenomen. Omdat het hier om gestapelde woningen gaat, is het bouwvlak strak om het gebouw getrokken. Daarbij is wel rekening gehouden met de balkons, deze zijn in het bouwvlak opgenomen.
Door middel van de bouwaanduiding 'gestapeld' is aangegeven dat het hier om gestapelde woningbouw gaat en dus niet om vrijstaande, twee-onder-een-kap of aaneengebouwde woningen. De bergingen behorende bij de woningen bevinden zich op de begane grond van het woongebouw. Er is in de regels geen mogelijkheid opgenomen tot het bouwen van losse bijgebouwen. Het plaatsen van losse bijgebouwen is niet wenselijk (omdat dit leidt tot verrrommeling) en ook niet noodzakelijk.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart. Voor de bouwhoogte van het woongebouw is een maximale bouwhoogte opgenomen van 32 meter.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 8 in lid 8.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
In de Algemene afwijkingsregels van artikel 10 is in lid 10.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Aan het nieuwe woonperceel in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 2.4.9 is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat het bouwvlak voor de nieuwe woningen kan worden verwijderd of dat de bestemming Wonen kan worden gewijzigd naar de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Voorwaarde voor het toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
In november 2021 is de omgeving van het plangebied per brief geinformeerd over de plannen, zie bijlage 14 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Er is toen de mogelijkheid geboden om per e-mail vragen te stellen. Op 7 februari 2022 heeft initiatiefnemer De Goede Woning een digitale informatieavond georganiseerd voor omwonenden. Hiervoor zijn ook de Wijkraad Osseveld-Woudhuis en raadsleden uitgenodigd. Vanwege de geldende coronamaatregelen was een fysieke bijeenkomst niet mogelijk. Tijdens een digitale sessie heeft de Goede Woning een presentatie gegeven van de plannen en zo mogelijk antwoord gegeven op vragen die eerder al bij ze binnen waren gekomen. Tijdens de sessie, waarbij 55 mensen waren ingelogd, konden ook vragen gesteld worden via de chat. Ook deze vragen zijn door de Goede Woning zoveel mogelijk beantwoord. In bijlage 15 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING is een notitie van de Goede Woning opgenomen, waarin deze vragen zijn opgenomen en met daarbij de door de Goede Woning gegeven antwoorden.
De vragen/opmerkingen betroffen veelal onderwerpen als parkeren, de verkeersafwikkeling via de Vosweide, het verdwijnen van het groen / speelmogelijkheid / hondenuitlaatplaats, bezonning en privacy. Al deze onderwerpen zijn in de voorgaande hoofdstukken aan de orde geweest. Het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte en zal dus geen extra parkeerdruk opleveren voor de wijk. Ten aanzien van de te verwachte verkeerstoename op de Vosweide en de verkeersafwikkeling is er door adviesbureau Goudappel een verkeersonderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat een goede afwikkeling van het verkeer mogelijk is en de Vosweide de toename aan verkeersbewegingen kan verwerken. Uit de bezonningsstudie blijkt dat de woningen aan de Vosweide geen last zullen hebben van schaduwwerking van het nieuwe woongebouw en dat de privacy niet in het geding is. Met betrekking tot het verlies van speelgelegenheid en hondenuitlaatplaats geldt dat het plangebied geen officieel speelterrein of hondenuitlaatplaats is. De buurt heeft afgelopen jaren in feite het privéterrein van de De Goede Woning hiervoor gebruikt. Een deel van het plangebied zal weer als groen worden ingericht en er zullen bomen worden bijgeplant. Het grootste deel van het buitenterrein zal worden overgedragen aan de gemeente en publiek toegankelijk zijn. Ook de buurt kan hier dus gebruik van maken. Kinderen kunnen bijvoorbeeld spelen op de grote parkeerplaats. Voor meer informatie wordt verwezen naar de voorgaande hoofdstukken. De vragen en opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassing van de plannen.
Bij dit plan zijn geen nationale belangen in het geding. Met de provincie Gelderland is afgesproken dat er geen vooroverleg nodig is als een woningbouwplan binnen de kaders van het regionale woningbouwprogramma past en het een plan is van beperkte omvang. Het voorliggende plan past binnen het regionale woningbouwprgramma, maar is niet beperkt van omvang. Daarom heeft er ambtelijke afstemming plaatsgevonden met de provincie. De provincie is akkoord met het plan. Wel zal in de toelichting van het bestemmingsplan moeten worden onderbouwd dat het plan inderdaad past binnen de kaders van het woningbouwprogramma. Deze onderbouwing is opgenomen in de paragrafen 2.3.1 en 2.4.2 Het plan is daarnaast in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Om deze reden is geen vooroverleg met het Waterschap nodig. Zie voor de verdere argumentatie voor het niet benaderen van het Waterschap paragraaf 5.3 Waterhuishouding.