direct naar inhoud van 5.3 Natuurwaarden
Plan: Barnewinkel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1070-vas1

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    • 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    • 2. er is geen alternatief; en
    • 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden. Gebiedsbescherming is aan de orde als het plangebied ligt binnen een Natura 2000- gebied en/of als sprake is van de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied is niet gelegen binnen of in de directe nabijheid van deze gebiedscategorieën. Bovendien ligt het op zodanige afstand (minstens 5 km) van een Natura-2000 gebied dat ook van externe beïnvloeding geen sprake zal zijn. Om deze reden zal op de gebiedsbescherming niet verder worden ingegaan.

Bos- en natuurcompensatie

Bos- en natuurcompensatie is aan de orde wanneer bij bestemmingswijziging een bos- en/of natuurbestemming wordt omgezet in een andere bestemming waarin niet langer sprake is van behoud van de aanwezige bos-en of natuurwaarden. Dit geldt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en daarnaast is daarbuiten ook de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998 van toepassing.

Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.

In het plangebied zelf is in beperkte mate sprake van een gewijzigde bestemming bos, namelijk daar waar een deel van de ontsluitingsweg is gelokaliseerd en ter plaatse van een deel van het bestemmingsvlak van het MFC, beide voor zover het bestaand bos betreft. De compensatie daarvoor (inclusief de overcompensatie zijnde 130%) vindt binnenplans plaats en is vastgelegd in de nieuwe bosbestemmingsstroken in het plangebied.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

In de rapportage d.d. 5 maart 2010, opgesteld door Eelerwoude B.V. en opgenomen in bijlage 9 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het natuuronderzoek weergegeven. Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten. Dit onderzoek van Eelerwoude, 2010 omvat een groter onderzoeksgebied dan het huidige plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Het totale onderzoeksgebied omvatte het gebied tussen Zutphensestraat (noord), A50 (oost), spoorlijn (zuid) en Laan van Erica (west). Het huidige bestemmingsplanplangebied betreft daarvan alleen het westelijk deel, tussen de weg Barnewinkel en de A50. Zie ook onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1070-vas1_0010.jpg"

Figuur 5.1. Onderscheid ecologisch onderzoeksgebied en initiatief.

De onderzoeksresultaten zijn hieronder dan ook specifiek vertaald naar het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Het plangebied van het bestemmingsplan omvat, in tegenstelling tot andere delen van het onderzoeksgebied overwegend agrarisch terrein. De voorziene toegangsweg en parkeerplaats omvat een klein deel van een aanwezige bosstructuur.

Soortenbescherming

In het totale onderzoeksgebied zijn diverse vogel- en zoogdier- en amfbieënsoorten aangetroffen.

Wat betreft de vogelsoorten gaat het in hoofdzaak om algemene soorten van bos en parkachtig landschap en soorten van een half open, agrarisch landschap. Tevens zijn een aantal karakteristieke en meer kritische soorten oud loofbos waargenomen zoals boomklever, boomkruiper, goudvink en holenduif. Soorten met vaste verblijfplaatsen zijn in het onderzoeksgebied niet aangetroffen.

Ingezoomd op het plangebied van het bestemmingsplan is te constateren dat ter plaatse geen broedgevallen zijn geconstateerd en dat soorten met vaste verblijfplaatsen ontbreken.

In zijn algemeenheid geldt met betrekking tot vogelsoorten dat door de (beperkte) kap buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden van strijdigheid met de flora- en faunawet geen sprake zal zijn.

Wat betreft zoogdiersoorten gaat het binnen het onderzoeksgebied eveneens om algemeen voorkomende soorten, die overwegend licht beschermd zijn en ontheffingsvrij (mol, konijn, haas, egel). Daarnaast komt de eekhoorn voor; beschermde nesten zijn niet aangetroffen, maar komen naar verwachting wel voor in het bosgebied (v/h Groot Schuijlenburg) gelegen buiten het plangebied behorende bij onderhavige bestemmingsplan. In het plangebied zijn er geen effecten, en geldt de algemene zorgplicht in het kader van de flora- en faunawet.

Binnen het onderzoeksgebied zijn meerdere vleermuissoorten aangetroffen. Daarvan houden de baard- en gewone grootoorvleermuis zich op in het bosgebied van Groot-Schuilenburg (gesitueerd buiten het plangebied van onderhavige bestemmingsplan). De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen effect op deze soorten. Van de laatvlieger en de ruige dwergvleermuis zijn geen verblijfplaatsen of belangrijke foerageergebieden waargenomen waardoor het effect van de voorgenomen plannen op deze soorten minimaal zal zijn. Van watervleermuis zijn in het verleden enkele foeragerende dieren waargenomen boven de spoorsloot ten zuiden van het plangebied. Ook hier blijft de situatie gehandhaafd en gezien de ligging van de watergang ten zuiden de spoorlijn is geen effect te verwachten op het voorkomen van watervleermuis.

Van rosse vleermuis is slechts een enkel dier waargenomen in of boven het bosgebied Groot-Schuylenburg. Gezien de waarnemingen wordt niet verwacht dat deze vleermuizen een verblijfplaats hebben binnen het plangebied. Negatieve effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten.

De gewone dwergvleermuis kent verblijfplaatsen in het bosgebied van Groot Schuilenburg, een foerageergebied ter plaatse van de kwekerij en maakt gebruik van een vliegroute langs de Zutphensestraat. De ontwikkelingen in het plangebied zullen geen invloed hebben op vliegroute en verblijfplaatsen, daar deze daarbuiten zijn gelegen. Het foerageergebied ligt eveneens buiten de planlocatie, ten zuiden daarvan: dit gebied blijft ook ongewijzigd. De structuur van de beplanting blijft overwegend ongewijzigd en wordt bovendien nog aangevuld.

Tenslotte omvat het plangebied geen geschikt habitat voor soorten reptielen en amfibieën; kikkers en padden zijn ter plekke niet aangetroffen. Andere (strikt beschermde) soorten, waaronder plantensoorten zijn in het plangebied niet aangetroffen en worden hier door het ontbreken van geschikt leefgebied ook niet verwacht. Ook gedurende de eerdere onderzoeken zijn geen andere waarnemingen gedaan van beschermde soorten dan eerder genoemd. Ook uit de beschikbare literatuurbronnen zijn geen recente waarnemingen bekend van strikt beschermde soorten.

Gezien de looptijd van het initiatief is er voor gekozen om ambtshalve de uitgangspunten van het verrichte ecologische onderzoek te beoordelen op de actualiteit. Gegevens van de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) laten begin 2013 geen indicaties zien dat de conclusies zouden moeten worden bijgesteld. Te melden valt de waarneming van een dode das (verkeersslachtoffer) op de nabijgelegen snelweg. Het gebied zelf kent geen verblijfplaatsen/burchten van de das en het gebied is ook niet geschikt als leefgebied. Te verwachten is dat het een zwervend exemplaar vanuit het aan de overzijde van snelweg gelegen landgoed Woudhuis is. Kortom het verrichte onderzoek is nog steeds actueel.

Concluderend kan worden gesteld dat er geen strijdigheid met de soortenbescherming kan worden voorzien, mits daarbij wel de algemeen geldende zorgplicht in acht wordt genomen.

Verder zullen natuur- en groenbestemmingen worden toegevoegd, passend binnen de landgoedachtige structuur die voor het gebied wordt nagestreefd, die ook op termijn zullen kunnen bijdragen aan geschikte leefgebieden voor de genoemde soorten. Die bestemmingen zijn tevens ruimschoots voldoende voor de opvang van het in het plangebied verloren gegane kleine bosareaal en dekken bovendien nog compensatiearealen uit belendende plangebieden.