direct naar inhoud van 4.8 Natuurwaarden
Plan: Malkenschoten-Kayersmolen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1002-vas1

4.8 Natuurwaarden

4.8.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten: voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten: voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB: voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
  • 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
  • 2. er is geen alternatief; en
  • 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

Binnen het plangebied bevinden zich wel enkele percelen met een status als ecologische hoofdstructuur (EHS). Het bosgebied ten westen van de Arnhemseweg is aangeduid als 'natuur'. Een aantal bosstroken ten noorden daarvan zijn aangeduid als 'verweven'. Het bos en de bosstroken hebben in voorliggend bestemmingsplan de bestemming 'Bos' gekregen. De betreffende gebieden zijn hierdoor van een passende bescherming (zeer beperkte bouwmogelijkheden en omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden) voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1002-vas1_0022.png"

4.8.2 Natuurwaarden plangebied

In de Flora- en faunawet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. Implementatie in bestemmingsplannen is dus in principe niet nodig. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient echter wel rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name met de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Derhalve is een globale beoordeling van dit aspect opgenomen.

Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen kan in het algemeen worden gesteld dat de uitvoerbaarheid in de meeste gevallen niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Anders is het in het geval van concrete ontwikkelingen. In dat geval kan onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden noodzakelijk zijn om de haalbaarheid van een initiatief in het kader van de Flora- en faunawet aan te tonen. Voor de verbreding van de Laan van Malkenschoten, de ontwikkeling van het Visionpark en de locatie Dubelbeek is natuuronderzoek verricht.

Natuuronderzoek verbreding Laan van Malkenschoten

Ten behoeve van de verbreding van de Laan van Malkenschoten is een natuurtoets uitgevoerd (september 2009 / juni 2011). De natuurtoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Op basis van een eerste natuurtoets (2009) en een aanvullende natuurtoets (2011) zijn de natuurwaarden in de bermen van de Laan van Malkenschoten en de aanwezigheid van mogelijke vaste verblijfplaatsen in de te kappen bomen in beeld gebracht.

Gebiedsbescherming

Geconcludeerd is dat het gebied geen deel uitmaakt van Natura 2000 of EHS. Effecten met betrekking tot deze beschermde gebieden zijn dan ook niet aan de orde. Wel maakt de laanstructuur deel uit van de Groene Mal.

Soortenbescherming

Er is geen kans op aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen voor vogels en/of vleermuizen. Er is ook geen sprake van het functioneren van laanbomen als belangrijk foerageergebied of als onderdeel van een migratie-/trekroute. Op het moment van de aanvullende natuurtoets (2011) zijn ook geen nesten/broedgevallen aangetroffen die als vaste verblijfplaats zijn aan te merken. Wel zijn diverse algemene vogelsoorten opgemerkt. Niet uitgesloten is dat er tijdens het broedseizoen broedgevallen zullen voorkomen, in zowel de betreffende bomen als de ondergroei in de directe omgeving. Kap in het broedseizoen wordt daarom ontraden; overtreding van de flora- en faunawet is dan te voorzien. Indien kap in het broedseizoen wel wordt overwogen, zal direct voor de kap inspectie moeten plaatsvinden op nesten. Indien nesten worden aangetroffen zal alsnog van kap moeten worden afgezien.

In het plangebied is Rapunzelklokje aangetroffen (beschermd via tabel 2 Flora- en faunawet, middelste beschermingscategorie). Verplaatsing van de planten die ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden voorkomen, zal plaatsvinden naar de bermen die gespaard zullen

blijven.

Op grond van het beleid Bomen over Bomen (Bomen en de Algemene Plaatselijke Verordening) maken de te kappen bomen deel uit van de bomenstructuur van Apeldoorn waarvoor een kapvergunning vereist is (bomen met stamomtrek van 65 cm of meer / stamdiameter 22 cm of meer). De te kappen bomen vallen daar grotendeels binnen. Een aantal van de bomen heeft de status bijzondere boom.

Compensatie

Compensatie is aan de orde met betrekking tot de bomen en de bijzondere natuurwaarden van de berm, conform de richtlijn natuur en boscompensatie (provincie Gelderland). De Laan van Malkenschoten maakt deel uit van de Groene Mal en de natuurwaarden van de berm worden gestaafd door de aanwezigheid van beschermde en rode lijstsoorten. Voor aantasting van de berm geldt een compensatiepercentage van minimaal 130% (in verband met moeilijke vervangbaarheid). ook voor de aantasting van de bomen geldt een compensatie van 130% (bomen circa 25 - 100 jaar oud).

Compensatie van bomen dient zo mogelijk in het nieuwe ontwerp te worden opgenomen. Indien dat niet (volledig) mogelijk is, is een financiële compensatie nodig. Compensatie van natuurwaarden is niet mogelijk binnen plangebied; daarom is sprake van een financiële compensatie ten behoeve van natuurontwikkeling elders in de Groene Mal.

Conclusie

Uit de natuurtoets volgen de volgende conclusies:

  • algemene voorwaarde: kappen van bomen buiten het broedseizoen (minimaal van 15 maart t/m 15 juli);
  • rekening houden met Flora- en faunawet ten aanzien van beschermde soort rapunzelklokje; bij aantasting in definitief ontwerp is verplaatsing noodzakelijk;
  • compensatie vastleggen en toepassen;
  • kapvergunning is noodzakelijk (voor het deel dat ligt binnen de groenstructuur, zie Bomen over Bomen)

Verder zijn de volgende algemene adviezen opgenomen:

  • rekening houden met aanwezigheid wilde appel in deelgebied 5;
  • verplaatsing van diverse soorten (grasklokje, rapunzelklokje, etcetera);
  • bij overblijvende bermen aanbrengen van voedselrijke grond voorkomen.

De voorwaarden zijn te verwerken in een ecologisch werkprotocol dat voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aanwezig moet zijn en gevolgd dient te worden.

Natuuronderzoek herontwikkeling Visionpark

Quickscan

Voor het voormalige Philipsterrein is een quickscan naar de aanwezige natuurwaarden uitgevoerd (Quickscan natuurwaarden plangebied Visionpark te Apeldoorn, Staro, juli 2010). De rapportage is als bijlage opgenomen. Hoewel voorliggend bestemmingsplan geen ruimere bebouwingsmogelijkheden biedt dan het vigerende bestemmingsplan, is het vanwege de beoogde herontwikkeling van het terrein van belang om te bepalen of deze ontwikkeling mogelijk leidt tot overtreding van de natuurwetgeving.

De quickscan heeft bestaan uit een veldbezoek waarin de in het plangebied aanwezige biotopen zijn opgenomen. Daarnaast zijn directe en indirecte aanwijzingen opgenomen die duiden op het voorkomen van beschermde soorten. Aansluitend op het veldbezoek heeft een bronnenonderzoek plaatsgevonden, waarbij is gekeken naar gebiedsgerichte bescherming en mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Geconcludeerd is dat er geen nadelige effecten aan de orde zijn ten aanzien van Natura 2000 of EHS-gebieden.

Op basis van de resultaten van het veld- en bronnenonderzoek is geconcludeerd dat in het plangebied mogelijk verschillende beschermde soorten voorkomen. Het betreft (mogelijk) voorkomende grondgebonden zoogdieren, amfibieën en mieren die zijn opgenomen op FFlijst 1. Voor deze soorten geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het niet noodzakelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen.

Er komen mogelijk hazelwormen (FFlijst 3) voor in het westelijk deel van het plangebied. Ook de mogelijk in het onderzoeksgebied voorkomende vleermuizen komen voor op FFlijst 3 en zijn ontheffingsplichtig. Binnen het plangebied komen daarnaast verschillende vogelsoorten voor. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd zoals beschreven in de rapportage (onder andere kappen buiten het broedseizoen) zullen voor de meeste vogels geen nadelige effecten optreden. Voor de mogelijk voorkomende gierzwaluwen moet nader onderzoek uitwijzen of deze de bestaande bebouwing gebruiken als nestlocatie aangezien de nesten jaarrond beschermd zijn.

Concluderend kan worden gesteld dat:

  • nader onderzoek naar vleermuizen dient te worden verricht;
  • nader onderzoek naar gierzwaluwen dient te worden verricht
  • nader onderzoek naar hazelwormen dient te worden verricht;
  • de aanbevelingen ten aanzien van (overige) vogels in acht genomen dienen te worden;
  • de werkzaamheden voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.

Aanvullend onderzoek

Op basis van de resultaten van de quickscan is aanvullend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen en hazelwormen. De onderzoeksnotitie (Staro, 7 november 2011) is als bijlage opgenomen. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

  • uit het veldonderzoek blijkt dat verschillende vleermuissoorten gebruikmaken van het onderzoeksgebied als foerageergebied. Daarnaast zijn twee zomerverblijfplaatsen en twee paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen vastgesteld. Vanwege de aanwezigheid van de zomer- en paarverblijfplaatsen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen voordat wordt begonnen met de sloopwerkzaamheden. Voorafgaand aan de sloop dienen de betreffende gebouwen ongeschikt te worden gemaakt voor vleermuizen door het maken van tochtgaten in de spouwmuren. Daarnaast dienen in de directe omgeving voldoende alternatieve paar- en zomerverblijfplaatsen aanwezig te zijn in de vorm van minimaal 4 vleermuiskasten die worden opgehangen aan bomen of aan de te handhaven bebouwing. Wanneer dit advies wordt nageleefd, heeft de herinrichting van de locatie geen negatief effect op vleermuizen;
  • gierzwaluwen en huismussen maken geen gebruik van het onderzoeksgebied, zodat de voorgenomen plannen geen negatief effect op deze soorten hebben. De buizerdhorst die zich in de omgeving van het onderzoeksgebied bevindt, is in 2011 niet bezet geweest. De plannen hebben geen negatieve invloed op het gebruik van de horst door buizerden;
  • de hazelworm komt niet voor in het onderzoeksgebied. De herinrichting van het Visionpark heeft derhalve geen negatief effect op deze reptielensoort.

Geconcludeerd is dat de herontwikkeling van het Visionpark geen negatief effect heeft op de soorten gierzwaluw, huismus en hazelworm, zodat geen sprake is van overtreding van de Flora- en faunawet. Voor gewone dwergvleermuizen zullen de werkzaamheden geen overtreding van de Flora- en faunawet tot gevolg hebben mits het advies omtrent mitigerende maatregelen wordt nageleefd.

Natuuronderzoek locatie Dubbelbeek

Ten behoeve van de ontwikkeling op de locatie Dubbelbeek is een natuurtoets uitgevoerd (14 november 2011). De natuurtoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Het terrein ligt momenteel braak en bestaat voor een groot deel uit een zanddepot. Rondom de locatie is opgaande beplanting aanwezig.

Gebiedsbescherming

Geconcludeerd is dat de locatie in het stedelijk gebied ligt, op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Invloeden zijn uit te sluiten. Evenmin is sprake van planologische bescherming onder de EHS.

Soortenbescherming

In of in de nabije omgeving van de planlocatie zijn geen wettelijk beschermde soorten waargenomen of in een ander seizoen te verwachten. In de singel van eiken zijn geen vaste nest- of verblijfsplaatsen van jaarrond beschermde vogelsoorten of vleermuizen aangetroffen. De voorgenomen plannen zijn niet in strijd met de natuurwetgeving, op voorwaarde van inachtneming van de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet. Bij het kappen van de bomen en struiken dient rekening te worden gehouden met de broedperiode van vogels.