direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Malkenschoten-Kayersmolen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1002-vas1

4.2 Bodem

In het geval van nieuwe ontwikkelingen dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. In voorliggend bestemmingsplan zijn, buiten de ontwikkeling van het Visionpark, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor in dit stadium van de planvorming een bodemonderzoek dient te worden verricht. Bij bouwaanvragen zal mogelijk (in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen) een bodemonderzoek moeten worden verricht.

Verkennend bodemonderzoek Visionpark

Voor het voormalige Philipsterrein is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Vision Park, Royal Haskoning, 12 juli 2011). De rapportage is als bijlage opgenomen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken :

  • geen van de zintuiglijke waarnemingen duidt op een bodemverontreiniging. Zintuiglijk is op en in de bodem geen asbestverdacht materiaal waargenomen;
  • analytisch zijn in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen, PAK, PCB en minerale olie aangetoond;
  • in de ondergrond zijn analytisch geen verhoogde gehalten aangetoond;
  • in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten van enkele zware metalen en naftaleen aangetoond. Zeer lokaal is een matig verhoogd gehalte nikkel aangetoond;

Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht en de bodemkwaliteit vormt geen belemmeringen ten aanzien van de geplande herinrichting. De bodemkwaliteit ter plaatse van de bestaande bebouwing is niet vastgesteld. Na sloop dient een zogenaamd inbreidingsonderzoek uitgevoerd te worden. Indien in verband met herontwikkeling grondwater onttrokken wordt, dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming verkregen te worden van het bevoegd gezag (provincie Gelderland). Dit is vastgelegd in de beschikking d.d. 18 september 2007, waarmee ingestemd is met het evaluatieverslag van de sanering.